Wat houdt het project in?
Jan De Bie: “Het project betreft de bouw van een vrijstaande eengezinswoning (205 m²) op een perceel (circa 880 m²) te Aalst. Er worden ook een aantal waterdoorlatende verhardingen aangelegd voor de toegang naar de garage en de woning en voor een terras.”
Welke regelgeving was van toepassing?
“Het project is gelegen in Aalst. De gemeente Aalst heeft een eigen verordening hemelwater die niet toelaat om met het RWA-tracé aan te sluiten op de openbare riolering. In dit project zijn wij conform de gemeentelijke bepalingen verplicht een hemelwaterput te plaatsen van minstens 10.250 l (op basis van 50 l x horizontale oppervlakte van de aangesloten verharde oppervlakte) en een infiltratievoorziening met een minimaal buffervolume van 5.125 l (minimaal buffervolume van 25 l x de aangesloten verharde oppervlakte) en een minimale horizontale infiltratie-oppervlakte van 8,2 m² (minimale horizontale infiltratie-oppervlakte van 4 m²/100 m² van de aangesloten verharde oppervlakte).
De gemeentelijke bepalingen zijn strenger dan de gewestelijke bepalingen. In dit project zijn we volgens de huidige GSV hemelwater (2013) verplicht een hemelwaterput te plaatsen van minstens 5.000 l en een infiltratievoorziening met een minimaal buffervolume van 3.625 l en een minimale infiltratie-oppervlakte van 5,8 m² (minimaal buffervolume van 25 l x de aangesloten verharde oppervlakte - 60 m², en een minimale infiltratie-oppervlakte van 4 m²/100 m² van de aangesloten verharde oppervlakte - 60 m²).”
Werd er voorafgaand een infiltratieproef uitgevoerd?
“Nee, wij hebben de infiltratievoorwaarden afgeleid uit de resultaten van het bodemonderzoek.
De metingen van het grondwaterpeil gebeurden onmiddellijk na het uittrekken van de sondeerstangen. Het betreft dus een momentopname die enkel een indicatie geeft van de werkelijke toestand. Uit deze metingen blijkt de grondwaterstand op circa 1,20 m diepte onder het maaiveld te liggen.
De bodemsamenstelling bestaat uit een oppervlaktelaag van teelaarde (tot circa -0,40 m) en vervolgens (tot circa -0,80 m/-0,90 m) een zone los tot vrij los gepakt, leem- of kleihoudend zand tot vrij stijve zandhoudende leem of klei. Vanaf -3,70 m bestaat de bodem uit een matig tot goed gepakte zandgrond. Uit deze resultaten hebben wij afgeleid dat infiltratie mogelijk is.”
Hoe zit het RWA-tracé in elkaar?
“De dakafvoeren van de woning worden aangesloten op een hemelwaterput van 15.000 l. Voor de hemelwaterput wordt een filterput voorzien. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening die bestaat uit een schakeling van 5 modules uit poreus beton.
Het buffervolume van één module bedraagt 1.250 l. In totaal realiseren we dus een buffervolume van 6.250 l. De footprint van één module bedraagt 3,125 m² (2,50 mx1,25 m). We realiseren bijgevolg een horizontale infiltratie-oppervlakte van 15,63 m². Hiermee voldoen we ruimschoots aan de door de gemeentelijke verordening opgelegde minimale eisen naar buffervolume en infiltratie-oppervlakte van de infiltratievoorziening.
Opgelet: de berekening van de infiltratie-oppervlakte dient conform de GSV hemelwater anders te gebeuren. De GSV hemelwater (2013) gaat ervan uit dat de bodem van ondergrondse systemen op termijn dichtslibt en bijgevolg niet in rekening gebracht kan worden als infiltratie-oppervlakte. Hierdoor kunnen enkel de verticale wanden van de infiltratievoorziening in rekening gebracht worden als infiltratie-oppervlakte. Met de opstelling van de 5 modules realiseren we volgens de bepalingen van de GSV hemelwater (2013) een infiltratie-oppervlakte van circa 8,77 m² (op basis van 5x verticale oppervlakte van de lange zijde en 4x de verticale oppervlakte van de korte zijde). De opstelling voldoet dus ook aan de bepalingen van de GSV hemelwater.
Conform de gemeentelijke bepalingen is er geen overloop op de infiltratievoorziening naar de openbare riolering voorzien. Tussen de hemelwaterput en het infiltratiesysteem zullen wij een terugslagklep laten plaatsen om terugstroom van de infiltratievoorziening naar de hemelwaterput te voorkomen. De ontluchting van het infiltratiesysteem zal gebeuren via de dakafvoeren.”
Waar zal het infiltratiesysteem ingeplant worden op het perceel?
“Het infiltratiesysteem zal in de zijtuin van de woning ingeplant worden.”
Waarom heeft u voor dit systeem gekozen?
“Wij zijn recent overgeschakeld van infiltratiekratten op infiltratiemodules uit poreus beton. Wij vinden dit systeem gemakkelijker uit te voeren in combinatie met een hemelwaterput.”
Heeft u het infiltratiesysteem beschreven in uw lastenboektekst of beschrijvende meetstaat?
“Het systeem werd ingetekend op de plannen en op basis van de technische gegevens van de fabrikant omschreven in het lastenboek.”
Hoe en door wie zal het systeem uitgevoerd worden?
“Het infiltratiesysteem zal uitgevoerd worden door de aannemer ruwbouwwerken.”